Dat schrijft een commissie onder leiding van oud-VVD-leider Hans Dijkstal in
een advies aan het kabinet over beloningen in de semi-publieke sector. Het
advies is woensdagmiddag aangeboden aan minister Ter Horst van Binnenlandse
Zaken.

De commissie Dijkstal stelt dus geen maximum salaris voor voor
Nuon-topman Van Halderen en zijn Essent-collega Boersma. Over de hoogte van
hun salarissen is veel ophef geweest.

Volgens Dijkstal is de semi-publieke sector niet in één beloningsregime te
vangen. Hij stelt daarom verschillende systemen voor.

In onder meer het onderwijs, de cultuursector en bij de publieke omroep moeten
bestuurders volgens Dijkstal niet meer mogen verdienen dan de
minister-president. Alleen in bijzondere gevallen kan van het maximum worden
afgeweken. Daarvoor moet wel een zware procedure worden oorlopen.

Omdat het bestuur wel vrij moet zijn talent aan te trekken tegen een
prijs die het bestuur acceptabel vindt, geldt het salarisplafond alleen voor
bestuurders en niet voor bijvoorbeeld toponderzoekers of presentatoren bij
de omroep.

Woningbouwcorporaties en zorgverzekeraars moeten zelf op sectoraal niveau
afspraken maken over de manier waarop zij hun topfunctionarissen belonen.
Wel moeten ze hierbij richtlijnen van de vakminister in acht nemen. Pas als
zij zelf niet tot een code komen, moet de minister ingrijpen.

In het openbaar vervoer is het volgens Dijkstal voldoende als de salarissen
alleen openbaar worden gemaakt.

Energiebedrijven moeten helemaal worden vrijgelaten in hun
beloningsbeleid.

De indeling van Dijkstal is gebaseerd op de mate waarin de sector wordt
bekostigd uit publieke middelen. De onderwijssector wordt bijna geheel
bekostigd uit publieke middelen, de publieke omroep ook. Daarom wordt hier
een maximumsalaris voorgesteld. De kunstensector is heel divers, maar daar
waar instellingen worden betaald door de overheid, moet het salarisplafond
ook gelden, vindt Dijkstal.

Energiebedrijven mogen van Dijkstal helemaal zelf weten hoeveel ze hun
topbestuurders betalen, omdat zij sinds in deze sector de marktwerking is
ingevoerd niet meer tot de semi-publieke sector behoren. Er zijn op deze
markt inmiddels partijen actief die niet in handen zijn van de overheid en
waarvan de overheid ook geen aandeelhouder is. De commissie merkt wel op dat
decentrale overheden die aandeelhouder zijn van energiebedrijven in die
hoedanigheid nu ook al de bevoegdheid hebben om in te grijpen.

Ook woningbouwcorporaties begeven zich op de vrije markt, maar zij moeten
volgens Dijkstal niet helemaal worden vrijgelaten in hun beloningsbeleid.
Dit omdat het vermogen van de corporaties als maatschappelijk vermogen kan
worden beschouwd omdat op het geld een vast omschreven bestemming heeft.
Corporaties moeten maatschappelijke werkzaamheden verrichten in het belang
van de volkshuisvesting. Dijkstal vindt daarom dat woningbouwverenigingen
een code zouden moeten opstellen.

Vervoerders in het stads- en streekvervoer, maar ook het openbaar
vervoer kunnen volgens Dijkstal volstaan met openbaarmaking van hun
topinkomens. De reden hiervoor is dat de meeste vervoersbedrijven op deze
markt gedeeltelijk worden gesubsidieerd.

De voorstellen van Dijkstal hebben alleen betrekking op nieuwe
dienstverbanden. Bestaande contracten kunnen niet worden opengebroken.

Eerder bracht de Commissie Dijkstal een advies uit over de salarissen
in de publieke sector. Daarin stond dat ambtenaren niet meer zouden moeten
verdienen dan de minister-president. Wel moest het ministersalaris volgens
Dijkstal met dertig procent omhoog. Het kabinet durfde dit laatste echter
niet aan. In juli heeft minister Ter Horst de ministerraad voorgesteld het
ministersalaris in eerste instantie met tien procent te verhogen (tot zo'n
145 duizend euro per jaar).

Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl